Toekomstplannen -leren van de crisis-
Veel anesthesiemedewerkers en operatieassistenten hebben gedurende de coronacrisis intensief zorg verleend aan covid-19-patiënten. Inmiddels vindt iedereen weer zijn weg terug naar de OK. Het is nu de vraag hoe de opschaling van de operatieve zorg eruitziet en hoe we ons zo slim mogelijk kunnen voorbereiden op crises in de toekomst. LVO-voorzitter Nicole Dreessen en voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM) Remko ter Riet vertellen hoe de verenigingen de toekomst zien.
De voorzitters van de LVO en NVAM werden geïnterviewd om een inkijk te geven in hun visie ten aanzien van de operatieve zorg en samenwerking met afdelingen buiten de operatiekamer na de Corona crisis.
Tekst: Ingrid Lutke Schipholt
De coronacrisis leert ons dat operatiepersoneel goed kan werken op andere afdelingen. “Wij zijn in coronatijd belangrijk geweest voor andere afdelingen en wij waren de aangewezen personen om te helpen omdat we specifieke vaardigheden bezitten die we daar konden gebruiken”, zegt Remko ter Riet.
“Anesthesiemedewerkers, bijvoorbeeld, werden ingezet op de ic waar ze zorgden voor de beademing.” Nicole Dreessen over de samenwerking: “We hebben gezien dat er tijdens de crisis veel schotten tussen de verschillende zorgberoepen verdwenen”, zegt Nicole Dreessen. “Al dan niet met instructie, hebben we adequate zorg geleverd ver van onze eigen comfortzone, op de seh, de ic of covid-verpleegafdeling. Ik ben trots op mijn collega’s die dit allemaal gedaan hebben. In tijden van nood bleek er een goede onderlinge samenwerking tussen onze mensen en het andere zorgpersoneel. We hadden een ondersteunende rol voor anderen.”
Kennis delen
Door de samenwerking is er over en weer van elkaar geleerd. Ter Riet: “Er zijn veel overeenkomsten, zoals monitoren en bewaking van de vitale functies, toedienen van risicovolle medicatie via medicijnpompen, infusen prikken en luchtwegmanagement. De “corebusiness” van de anesthesiemedewerker. Wij leerden ic-verpleegkundigen met onze machines werken en vice versa. De lange duur van deze permanente anesthesie levert andere problemen op waar onze collega’s van de ic wel weer raad mee weten. Het snel ‘weanen’ - ontwennen van beademing - van patiënten was iets wat de anesthesiemedewerker kon inbrengen aan expertise.”
De operatieassistenten konden veel inbrengen met kennis van positioneren, in verband met buik beademen. Door hun grote ervaring met steriliteit en procedures rondom het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen waren zij direct inzetbaar.
Uitdagingen
Nu er steeds minder covid-19-patiënten in de ziekenhuizen liggen, staat de operatieve zorg voor twee grote uitdagingen: het weer op gang krijgen van het ok-complex en zorgen dat er tijdens een tweede golf adequate zorg geleverd kan worden. Hervatting van de operatieve electieve-zorg en een bestendige toekomst vraagt om een integrale aanpak, vinden de beroepsorganisaties van ok-medewerkers en snijdende artsen. Daarom hebben de beroepsorganisaties van de ok een plan van aanpak gestuurd naar het ministerie van Volksgezondheid. Dit is een gezamenlijke actie van de NVAM, Landelijke Vereniging voor Operatieassistenten (LVO) en de wetenschappelijke verenigingen betrokken bij operatieve zorg, waaronder de Nederlandse vereniging voor Anesthesiologie, Nederlandse Verenigingen voor Heelkunde, gesteund door de Federatie Medisch Specialisten.
Tekorten de baas
Bij de herstart van de operatieve zorg moet er rekening gehouden worden met een aantal problemen. De ok’s lopen aan tegen de reeds voor de covid-19-crisis aanwezige tekorten van anesthesiemedewerkers, operatieassistenten en recoverymedewerkers en moet er rekening worden gehouden met niet-inzetbaarheid van zorgmedewerkers door verlof na overwerk tijdens crisis, covid-19-ziekte bij personeel en burn-out. Daarom wordt er alleen op basis van vrijwilligheid gevraagd om extra te werken.
Ook is er nagedacht over hoe er op korte termijn voldoende opgeleide beroepskrachten komen. Het lijkt erop dat de minister honderden ic-verpleegkundigen wil opleiden om zodoende genoeg mensen te hebben op de ic tijdens een tweede coronacrisis. Maar de vraag is wat die verpleegkundigen doen wanneer er geen crisis is, wetende dat er een evengroot tekort aan ok-personeel is. Daarom stellen de plannenmakers voor om zorgpersoneel flexibel in te zetten. Ze stellen dat flexibiliseren in de praktijk werkt, gezien de ervaring afgelopen crisis. Onder flexibiliseren wordt verstaan dat je op andere afdelingen waar te weinig personeel is zorg gaat verlenen.
“Het is nu duidelijk dat je anders gebruik kunt maken van personeel”, zegt Nicole Dreessen. “Nieuw ic-personeel opleiden kost twee jaar en dan te bedenken dat een tweede golf waarschijnlijk veel eerder komt. De tijd om op te leiden is er niet. Daarom kiezen wij ervoor om efficiënter gebruik te maken van mensen. Je creëert als het ware een flexibele schil die je in geval van een crisis kunt inzetten. Het voordeel is dat je dan geen ok hoeft te sluiten.”
De druk op zorgpersoneel was al groot en werd tijdens de coronacrisis alleen maar groter. Met deze personeelstekorten moeten de plannenmakers rekening houden. En niet extra één categorie zorgverleners, zoals ic-verpleegkundigen, opleiden.
Ter Riet: “Als je opleidt op basis van de benodigde capaciteit, dan kan het normale werk gedaan worden. Het is niet handig om een gigantische overcapaciteit te bouwen waarmee je een crisis de baas kunt zijn. Het is beter als je overall wat ruimer mensen gaat opleiden met een generieke basis, zowel op verpleegkundig als technisch gebied. Dan zijn mensen duurzamer en breder inzetbaar. Als er een crisis ontstaat hoef je de ok niet naar 0 af te schalen, maar kun je op 70-80 procent draaien. Kijk dus over de zuilen heen.”
Beide voorzitters benadrukken dat de flexibele inzet van ok-personeel op basis van vrijwilligheid zou moeten gebeuren. Dreessen: “Er zijn mensen die alleen hun eigen ok-werk willen doen. Die collega’s mogen, zeker buiten crisistijd, niet gedwongen worden om ander werk te doen. Anderen zullen juist uitdaging zien in het breder inzetbaar zijn, waardoor het beroep zelfs aantrekkelijker voor hen wordt.”
Aan tafel
De NVAM en LVO denken al geruime tijd mee over de toekomst van de zorg samen met andere beroepsgroepen waaronder de medisch specialisten. Toch zijn de anesthesiemedewerkers en operatieassistenten niet door de minister van Volksgezondheid gevraagd om met een plan te komen voor uitbreiding van zorg bij crisis en opschaling van de integrale reguliere zorg. Hij heeft de andere beroepsgroepen wel gevraagd om een voorstel. Daarom hebben de NVAM en LVO samen met de recoveryverpleegkundigen een brief aan de minister gestuurd met het verzoek om ‘betrokken te worden bij het besluitvormingsproces inzake uitbreiding van de ic capaciteit in relatie tot het opstarten en waarborgen van de reguliere zorg’.
“Wij willen meepraten omdat sinds de coronacrisis ook anesthesiemedewerkers en operatieassistenten betrokken zijn bij de zorg op de ic”, zegt Nicole Dreessen. “Dus als de ic-capaciteit wordt opgehoogd en er keuzes over de inzet van mensen worden gemaakt, is dat voor ons van belang. De afgelopen periode zijn wij immers ingezet op de ic.”
Struikelblok
Maar er is een struikelblok bij de inzet van ok-personeel op andere afdelingen, namelijk het feit dat anesthesiemedewerkers en operatieassistenten niet als verpleegkundigen gezien worden en dus geen BIG-registratie hebben. Ter Riet: “We merken dat onze achterban ook profilering wil. De flexibele schil waarmee we de afgelopen periode hebben gewerkt en wat een oplossing kan zijn voor het tekort aan zorgpersoneel, schreeuwt om (h)erkenning. We helpen de tekorten oplossen en we zijn breed inzetbaar. Wanneer de specialistische zorgberoepen wettelijk gelijkwaardig worden, is het eenvoudiger om uit te wisselen. Dit dient vooral het belang van de patiënt. Qua opleiding horen we bij de acute zorgberoepen. We hebben veel raakvlakken met de seh, ic, en ambulance. Er zijn veel overlappende competenties.” (zie schema)
Ook de LVO ijvert voor BIG-erkenning omdat uitwisseling van personeel eenvoudiger wordt. Dreessen: “In het plan van flexibele inzet, zijn we flexibeler wanneer we BIG-geregistreerd zijn. Als er iets verkeerd gaat, bijvoorbeeld, dan willen we goed geborgd hebben hoe de verantwoordelijkheden liggen. We hebben gemerkt dat toen we covid-19-zorg op andere afdelingen gingen verlenen er werd benadrukt dat wij niet geregistreerd zijn. Het kan bij een tweede crisis in de toekomst een rol spelen. We doen voorbehouden handelingen, maar op gezag van wie? Wij zijn de enige twee beroepen in de acute as die niet BIG-geregistreerd zijn. Dit geeft zowel naar verpleegkundige als patiënt onduidelijkheid.”
Een oplossing voor de ongelijkheid tussen de beroepsgroepen is een brede generieke opleiding waarin voldoende verpleegkundige basis is opgenomen. Daarvoor pleit ter Riet: “De opleiding heeft aan het eind van de stroom een differentiatie tot bijvoorbeeld anesthesiemedewerker of operatieassistent. Er zijn meer crises denkbaar en daarop moeten we voorbereid zijn.”
Momenteel is een eerste constructief gesprek is gevoerd met prof. dr. Bianca Buurman, Chief Nursing Officer (CNO) bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Dit naar aanleiding van de brief en de samenwerking van Nu'91, LVO, NVAM en BRV. Daarnaast is er een uitnodiging voor een gesprek gekomen van Dr. Marian J. Kaljouw, Voorzitter Raad van Bestuur Nederlandse Zorgautoriteit. Zij reageerde op de brief van NVvH, NVA, NVAM, BRV en LVO.